X heeft in 2013 een traplift aangeschaft. Voor deze kosten kon X een Wmo-voorziening aanvragen. De eigen bijdrage die X zou moeten betalen zou, vanwege de hoogte van zijn inkomen en vermogen, gelijk zijn aan het bedrag van de tegemoetkoming. X heeft daarom geen Wmo-voorziening aangevraagd. X heeft de kosten voor de traplift als zorgkosten in aftrek gebracht als specifieke zorgkosten, zonder rekening te houden met de eigen bijdrage die X verschuldigd zou zijn indien hij een WMO-voorziening had aangevraagd. In geschil is de uitleg van art. 6.18 lid 1 onderdeel d "krachtens de Wmo verschuldigde bijdragen".
A-G Niessen merkt op dat in beginsel twee uitkomsten mogelijk zijn (i) het betreft alleen verschuldigde bijdragen die daadwerkelijk door een persoon voldaan moeten worden, en (ii) het betreft de bijdragen die een persoon zou moeten betalen ongeacht of hij een aanvraag voor een Wmo-voorziening heeft gedaan. Volgens de A-G verdient de tweede uitkomst de voorkeur. Deze uitkomst is het meest in lijn met het doel en de strekking van de specifieke zorgkostenregeling als vangnet voor kosten van chronisch zieken en gehandicapten. Ook doet de tweede uitkomst het meeste recht aan de onderlinge samenhang tussen de Wmo en de specifieke zorgkostenregeling. Het door de staatssecretaris voorgestelde middel slaagt volgens de A-G.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.17
Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 39
Wet inkomstenbelasting 2001 6.18
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 18 september