Rechtbank Den Haag oordeelt dat de auto weliswaar in Europa is gemaakt, maar dat het daarmee geen Europees product is. Er is ook geen inkoopfactuur waaruit blijkt dat de auto uit een andere EU-lidstaat afkomstig is.

X doet BPM-aangifte voor een Volvo XC90 met schade en betaalt hiertoe € 5247. In geschil is de naheffing van € 15.937. De auto is geproduceerd voor de Amerikaanse markt en heeft geen Europees typegoedkeuring. Volgens X moeten de koplampen, navigatie, radio en mijlenteller worden aangepast voor de Europese markt, waarvoor extra waardevermindering wordt geclaimd.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat X er niet in geslaagd is om feiten en omstandigheden te stellen op grond waarvan kan worden aangenomen dat de auto een product van een andere lidstaat is als bedoeld in artikel 110 VWEU. De enkele stelling dat als de auto in Europa is gefabriceerd het een Europees product is en blijft, ook als hij is gefabriceerd voor de Amerikaanse markt, is daarvoor onvoldoende. X overlegt ook geen inkoopfactuur waaruit blijkt dat de auto uit een andere EU-lidstaat afkomstig is. Bij het opleggen van de aanslag is een te lage historische nieuwprijs gehanteerd. Het beroep van X is slechts in zoverre gegrond. De inspecteur maakt vervolgens niet aannemelijk dat de auto essentiële gebreken vertoont, zodat zijn beroep op interne compensatie faalt. De aanslag wordt verlaagd tot € 7711 en wegens het overschrijden van de redelijke termijn krijgt X een immateriële schadevergoeding van € 500.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 5 juni

22

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen