Hof Den Haag oordeelt in hoger beroep dat de Gemeente Sliedrecht geen ondernemer is voor zover zij als overheid optreedt. Evenmin is zij als ondernemer aan te merken als zij geen economische activiteiten verricht. Met het 10%-criterium is beoogd een praktisch onderscheid te maken dat eenvoudig en snel toepasbaar is.
Gemeente Sliedrecht is houder van drie Toyota bestelauto's. De auto’s worden gebruikt voor het inzamelen van veegvuil, het legen van prullenbakken in het publieke ruimte en voor de groenvoorziening (plantsoenendienst). In geschil is of de gemeente als btw-ondernemer in aanmerking komt voor het lage mrb-tarief voor bestelauto’s. Volgens Rechtbank Den Haag worden de auto’s niet meer dan bijkomstig gebruikt voor het verrichten van economische prestaties, zodat de gemeente geen aanspraak kan maken op het bijzondere tarief. De gemeente gaat in hoger beroep. Niet in geschil is dat de auto’s voor minder dan 10% worden gebruikt voor economische activiteiten in de zin van de Wet OB 1968.
Hof Den Haag oordeelt dat de gemeente geen ondernemer is voor zover zij als overheid optreedt. Evenmin is zij als ondernemer aan te merken als zij geen economische activiteiten verricht. De gemeente stelt vergeefs dat haar onderneming zowel haar economische als haar niet-economische activiteiten, waaronder begrepen de activiteiten die zij als overheid verricht, omvat en dat zij de auto’s dus meer dan bijkomstig gebruikt in het kader van haar onderneming. Voor het toepassen van het bijzondere tarief is de status van de kentekenhouder (wel of niet ondernemer) en het feitelijke gebruik doorslaggevend. Met het 10%-criterium is beoogd een praktisch onderscheid te maken dat eenvoudig en snel toepasbaar is. Het beroep van de gemeente is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 7
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 24b
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 29 mei