X doet BPM-aangifte voor zes gebruikte Volvo's V60’s en V70’s. De auto's hebben zowel een benzine- als een gastank (bifuel). X berekent de verschuldigde BPM op basis van de CO2-uitstoot van aardgas (Compressed Natural Gas). Volgens de inspecteur is de CO2-uitstoot van benzine doorslaggevend. In geschil zijn de naheffingsaanslagen van in totaal € 10.576. Volgens Rechtbank Gelderland moet voor alle auto's de CO2-uitstoot van aardgas worden gebruikt. De inspecteur stelt in hoger beroep dat de EU-typegoedkeuringen met de CO2-uitstoot van benzine moeten prevaleren.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de aardgasuitstoot voorrang heeft (art. 9 lid 11 Wet BPM 1992) en dat de inspecteur ten onrechte art. 6a Uitvoeringsregeling BPM als vertrekpunt neemt. De vermelding op de Zweedse kentekenbewijzen volstaat voor de aanname dat de CO2-uitstoot op basis van aardgas op de juiste EU-wijze is gemeten. Naheffing kan dus alleen plaatsvinden als de inspecteur een hogere CO2-uitstoot van aardgas bewijst. Het beroep van de inspecteur is ongegrond.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsregeling belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 6a
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 9
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 19 april