De Hoge Raad oordeelt dat het hof er ten onrechte vanuit is gegaan dat ongerealiseerde verliezen niet in aanmerking moeten worden genomen voor de vaststelling van het werkelijke rendement. De Hoge Raad verwijst daarbij naar zijn arrest van 6 juni 2024.

Tot het vermogen van X behoort ook een aandeel in het vermogen van een beleggingsclub, een fonds voor gemene rekening. X is het niet eens met de box 3-heffing over zijn vermogen. Volgens X kan de door de wetgever gekozen vorm van rechtsherstel, zoals vormgegeven in de Wet rechtsherstel box 3, de proportionaliteitstoets van art. 1 EP EVRM in samenhang met art. 14 EVRM niet doorstaan. Hof Den Haag oordeelt dat het door de inspecteur vastgestelde box 3-inkomen van X niet te hoog is. Omdat X geen overzicht overlegt van het door de beleggingsclub werkelijk behaalde rendement, is niet duidelijk of het werkelijk behaalde rendement lager is dan het forfaitaire rendement. Ongerealiseerde vermogenswinsten zijn volgens het hof niet aan te merken als ‘werkelijk behaald rendement’. X en de staatssecretaris gaan in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat het hof er ten onrechte vanuit is gegaan dat ongerealiseerde verliezen niet in aanmerking moeten worden genomen voor de vaststelling van het werkelijke rendement. De Hoge Raad verwijst daarbij naar zijn arrest van 6 juni 2024 (ECLI:NL:HR:2024:705, V-N 2024/28.4). Verder merkt de Hoge Raad op dat, nu de beleggingsclub een fiscaal transparante entiteit is, voor de vaststelling van het werkelijke rendement van de participaties bepalend is wat in het jaar 2020 de inkomsten waren uit de bezittingen en schulden van het fonds. Ook zijn de waardeontwikkelingen van het aandeel van X in het fonds van belang. De zaak wordt verwezen naar Hof Amsterdam om uit te zoeken of X met hetgeen hij heeft aangevoerd aannemelijk maakt wat in het jaar 2020 het werkelijke rendement is geweest van zijn gehele vermogen in box 3.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 14

Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 1

Wet inkomstenbelasting 2001 5.2

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Inkomstenbelasting, Belastingrecht algemeen

Editie: 5 augustus

Informatiesoort: VN Vandaag

1032

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen