X bv doet BPM-aangifte ter zake van de registratie van een personenauto. Conform de aangifte betaalt X bv op 8 november 2011 € 5.687. Na bezwaar stelt de inspecteur de verschuldigde belasting vast op € 4.961, zodat een teruggaaf wordt verleend van € 726. X bv krijgt voorts € 5 heffingsrente en een bezwaarkostenvergoeding van € 54,50. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant moet alsnog een adequate rentevergoeding worden verleend conform het arrest Irimie (HvJ EU 18 april 2013, nr. C-565/11). X bv heeft voorts recht op bezwaarkosten van € 71 en een proceskostenvergoeding van € 250. X bv gaat in hoger beroep.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de vergoeding voor de bezwaarkosten te laag door de rechtbank is vastgesteld omdat geen sprake is van samenhang met andere zaken. Voor het bezwaarschrift waarin een inhoudelijke discussie is aangekaart, krijgt X bv € 246. Voor het bijwonen van twee 'massale' hoorzittingen zonder inhoudelijke discussie per zaak krijgt X bv € 10. De totale bezwaarkostenvergoeding wordt dus € 256. Voor wat betreft de vergoeding van de proceskosten in beroep (eerste aanleg) is niet in geschil dat deze zaak samenhang had met vijf andere zaken, zodat X bv recht heeft op € 248 (2 x € 496 x 1 x 1,5 = € 1.488 : 6). Voor het bijwonen van een regiezitting (39 zaken) krijgt X nog eens € 100, zodat het totaal uitkomt op € 348. De inspecteur moet de rentevergoeding vaststellen conform art. 28c Inv. 1990, te berekenen over het tijdvak dat aanvangt op 9 november 2011 en eindigt op de dag voorafgaand aan die van de terugbetaling. Het beroep van X bv is gegrond. Voor de proceskosten in hoger beroep krijgt X bv € 992 (2 x € 496 x 1).
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Invordering
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 26 januari