Aan Mitteldeutsche Hartstein-Industrie AG wordt een vergunning verleend om een heropende kalksteengroeve te exploiteren. In ruil voor het recht om de steengroeve te exploiteren, moet MHI de toegang tot deze steengroeve aanpassen via een openbare weg. Deze weg behoort toe aan de gemeente op het grondgebied waarvan die steengroeve is gelegen. De gemeente en MHI komen overeen dat de gemeente de uitbreiding van de weg zal ontwerpen, uitvoeren en ter beschikking van MHI zal stellen. MHI moet dan wel alle kosten van de uitbreiding voor haar rekening nemen en de weg voor het publiek openstellen. De Duitse Belastingdienst is van mening dat sprake is van een werk om niet en dat deze prestatie is belast met BTW. Verder heeft MHI volgens de Duitse rechter ten onrechte BTW in verband met de aanleg van de weg in aftrek gebracht, omdat de in een eerder stadium ontvangen prestaties uitsluitend en rechtstreeks waren bestemd voor een onttrekking om niet. De Duitse rechter stelt prejudiciële vragen in deze zaak.
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat MHI de betaalde BTW in verband met de aanleg van de weg alleen dan in aftrek mag brengen als de uitbreidingswerkzaamheden aan de weg niet verder gaan dan noodzakelijk is om haar economische activiteit uit te oefenen. Verder moeten deze kosten ook zijn begrepen in de prijs van door MHI in een later stadium verrichte handelingen. Ook wordt vastgesteld dat het verlenen van de vergunning geen tegenprestatie vormt, zodat de door MHI verrichte werkzaamheden geen handeling onder bezwarende titel vormen. Verder geldt dat de werkzaamheden geen handeling vormen die moet worden gelijkgesteld met een levering van goederen onder bezwarende titel.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie
Editie: 18 september