Belanghebbende, X, exploiteert tot 1 mei 2000 samen met zijn moeder in maatschapsverband een melkveehouderij. Vanaf 1 mei 2000 zet hij de onderneming in de vorm van een eenmanszaak voort. Van de tot de melkveehouderij behorende landbouwgronden verkopen X en zijn moeder op 20 februari 1998 2,1 hectare aan D BV. D BV wil er bedrijfsgebouwen of kantoren op gaan bouwen. Op 19 februari 2008 levert X de landbouwgronden aan de rechtsopvolger van D BV. Volgens X valt de behaalde boekwinst geheel onder de tot 27 juni 2000 geldende (oude) landbouwvrijstelling. De inspecteur stelt dat de sinds die datum geldende (nieuwe) landbouwvrijstelling van toepassing is en berekent de belaste boekwinst op € 168.112; hij berekent de winst op basis van de WEVAB per 20 februari 1998.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat X gerechtigd is de winst in 2008 te verantwoorden maar dat dit tot gevolg heeft dat de nieuwe landbouwvrijstelling van toepassing is. Volgens de nieuwe landbouwvrijstelling is de winst op een in een landbouwbedrijf gebruikte grond vrijgesteld, voor zover deze winst is toe te rekenen aan de stijging van de WEVAB, behoudens voor zover die stijging is ontstaan in de uitoefening van het bedrijf. Uit de koopakte van 20 februari 1998 volgt dat de waardeverandering van de landbouwgronden vanaf de koopovereenkomst X niet meer is aangegaan zodat de wijzigingen in de WEVAB na het sluiten van de overeenkomst op 20 februari 1998 niet meer voor rekening en risico van X komen en, door uitvoering van de overeenkomst, ook niet zijn gekomen. De rechtbank verklaart het beroep van X ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.12