Hof Den Haag oordeelt na verwijzing door de Hoge Raad dat de vergelijking met hotelexploitanten niet opgaat, omdat geen sprake is van feitelijk of rechtens gelijke gevallen. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Belanghebbende, X bv, exploiteert diverse panden. In deze panden bevinden zich werkkamers, die worden gebruikt door raamprostituees. X bv verhuurt de kamers aan hen voor korte perioden. X bv verzorgt de schoonmaak en stelt voorwaarden aan het gebruik vanwege de gemeentelijke vergunning om de bordelen te mogen exploiteren. In geschil is of sprake is van btw-vrijgestelde verhuur van onroerende zaken, zoals X bv stelt. Rechtbank Haarlem stelt X bv in het ongelijk. Hof Amsterdam oordeelt echter dat de aard en de omvang van de bijkomende activiteiten niet meebrengen dat de door X bv verrichte dienst anders moet worden gekarakteriseerd dan verhuur. De Hoge Raad (30 november 2012, nr. 11/02842, V-N 2012/63.16) oordeelt dat de door X bv jegens de prostituees verrichte prestaties niet in hoofdzaak zijn beperkt tot het enkel verlenen van het recht een kamer te gebruiken. Het is namelijk één dienst die in hoofdzaak is gericht op het voor prostituees scheppen van een omgeving die het mogelijk maakt hun beroep uit te oefenen. Volgt verwijzing voor de vraag of sprake is van willekeur dan wel schending van het gelijkheidsbeginsel, omdat ondernemers in de hotelbranche die kamers aan prostituees of ten behoeve van prostitutie verhuren, niet het algemene btw-tarief hoeven te betalen.

Hof Den Haag (MK I, 28 juni 2013, BK-12/00889, V-N Vandaag 2013/1906) oordeelt dat de vergelijking met hotelexploitanten niet opgaat, omdat geen sprake is van feitelijk of rechtens gelijke gevallen. De dienst van X bv bestaat namelijk in hoofdzaak op het voor de prostituees scheppen van een omgeving die het mogelijk maakt hun beroep uit te oefenen. Er is bovendien geen sprake van een op sportbeoefening gelijkende dienstverlening. X bv maakt ook niet aannemelijk dat ondernemers in de hotelbranche op het specifieke punt van de tarieftoepassing door de Belastingdienst buiten schot worden gelaten. Het terzake gedane (voorwaardelijke) bewijsaanbod wordt gepasseerd. Het zegt namelijk niets omtrent het geschilpunt en het bewijsaanbod is ook niet gespecificeerd. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 4

Wet op de omzetbelasting 1968 11 lid 1-b

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 2 mei

16

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen