Rechtbank Gelderland oordeelt dat voor de belastingkorting geldt dat in beginsel het tarief van het jaar waarvoor om omzetting en verrekening wordt verzocht van toepassing is. Voor X is dat het tarief van het jaar 2019 (25%). X heeft namelijk verzocht om de belastingkorting te verrekenen vanaf het jaar 2019.

Belanghebbende, X, is ab-houder en houdt aandelen in Y bv. In 2016 wordt Y bv ontbonden en in 2017 wordt X door de bank aangesproken. Het ab-verlies wordt in 2016 in eerste instantie vastgesteld op € 138.423. In 2017 ontstaat een additioneel ab-verlies van € 175.000. X verzoekt vervolgens om het ab-verlies om te zetten in een belastingkorting van € 84.311 (26,9%) en dit toe te passen vanaf het jaar 2019. De inspecteur stelt de belastingkorting vast op € 34.606 (25% x € 138.423) en € 43.750 (25% x € 175.000), in totaal € 78.356. In geschil is het tarief waartegen de ab-verliezen zijn omgezet in een belastingkorting. Volgens de inspecteur moet voor de hoogte van de belastingkorting worden gekeken naar het percentage dat geldt in het jaar waarop het verzoek om een belastingkorting betrekking heeft (2019). Volgens X is echter het tarief van toepassing dat geldt in het jaar waarin de beschikking wordt vastgesteld (2020 en 2021). Ter zitting verzoekt X om het ab-verlies alsnog in 2020 om te zetten en te verrekenen.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat voor de belastingkorting geldt dat in beginsel het tarief van het jaar waarvoor om omzetting en verrekening wordt verzocht van toepassing is. Voor X is dat het tarief van het jaar 2019 (25%). X heeft namelijk verzocht om de belastingkorting te verrekenen vanaf het jaar 2019. De rechtbank wijst daarbij op de systematiek van de Wet IB 2001 en de expliciete wetstekst. Het tijdstip waarop X het verzoek heeft gedaan en het tijdstip waarop de beschikking is vastgesteld, zijn niet relevant voor de vraag welk belastingtarief van toepassing is voor de hoogte van de belastingkorting. Vervolgens honoreert de rechtbank het verzoek om verrekening met de volgens de IB-aanslag 2020 verschuldigde belasting. Nu de beschikking belastingkorting nog niet onherroepelijk is vastgesteld, kan X op haar keuze terugkomen en stelt de rechtbank de belastingkorting vast op € 82.274 (26,25% van € 313.423).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 4.53

Instantie: Rechtbank Gelderland

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 30 januari

Informatiesoort: VN Vandaag

518

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen