Belanghebbende, X, koopt op 20 september 2011 een bedrijfsruimte en woning voor € 850.000. Op 2 november 2011 wordt de eigendom van de woning geleverd aan X en de eigendom van de bedrijfsruimte aan de zoon van X. In de notariële akte wordt als koopprijs genoemd € 150.000 voor de bedrijfsruimte en € 700.000 voor de woning. In geschil is de WOZ-waarde 2013 van de woning. De gemeente verdedigt een WOZ-waarde van € 687.000 voor de woning.
Hof Den Haag oordeelt dat de koopprijs die X heeft betaald voor twee onroerende zaken niet zonder meer bruikbaar is bij het bepalen van de WOZ-waarde van een van de objecten. Het hof acht aannemelijk dat de koopprijs de waarde in het economische verkeer van beide objecten tezamen vertegenwoordigt. De verdeling van de totale koopprijs over de woning en de bedrijfsruimte is echter eenzijdig gemaakt door ofwel X zelf ofwel door X en diens zoon. Dat betekent dat de koopprijs van € 700.000 voor de woning niet bepalend kan zijn voor de WOZ-waarde. Het hof besluit de WOZ-waarde zelf vast te stellen op € 625.000.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 28 mei