Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X niet het gehele jaar inwoner van Nederland is. Uit de door de inspecteur aangedragen feiten volgt niet dat X reeds voorafgaand aan zijn verhuizing in 2016 aangemerkt moet worden als inwoner van Nederland.

Belanghebbende, X, werkt sinds 2012 als bestuurder voor A. Daarnaast heeft X een arbeidsovereenkomst met Q, een dochtervennootschap van A, voor zijn werkzaamheden als CFO van het A-concern. Aan X zijn Restricted Stock Units toegekend. Medio 2012 wordt X benoemd als lid van de Raad van Bestuur, in het kader van een overeenkomst van opdracht. In verband met de verplaatsing van het hoofdkantoor naar Nederland, verhuist X op 18 april 2016 naar Nederland. Over 2016 dient X een IB-aangifte in naar een BIWW van € 865.000. De inspecteur corrigeert de aangifte en stelt dat X het gehele jaar 2016 inwoner van Nederland is.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X niet het gehele jaar inwoner van Nederland is. Uit de door de inspecteur aangedragen feiten volgt niet dat X reeds voorafgaand aan zijn verhuizing in 2016 aangemerkt moet worden als inwoner van Nederland. In die periode werkte en woonde X namelijk in de buitenlandse vestigingsplaats van A. Dat zijn echtgenote over een woning in Nederland beschikt en zijn kinderen uit een eerder huwelijk in Nederland wonen, is niet van belang. Ook verwerpt de rechtbank het standpunt van de inspecteur dat X zijn werkzaamheden in de hoedanigheid van bestuurder heeft verricht en niet als CFO. Nederland kan geen IB heffen over de inkomsten die X van Q heeft genoten voorafgaand aan zijn verhuizing naar Nederland. Het gelijk is aan X.

Lees ook het thema Buitenlandse belastingplicht in de loonbelasting.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 4

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 11 mei

Focus: Focus

Carrousel: Carrousel

10

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen