Belanghebbende, X, en haar echtgenoot, Y, exploiteren in firmaverband een supermarkt. Per 1 juni 2006 verkopen ze de supermarkt. De hierbij behaalde winst brengt X onder in een HIR. Het pand waarin de onderneming wordt gedreven, wordt naar privé overgebracht en aan de overnemer verhuurd. Op 2 juni 2006 koopt de vof inventaris (stellingen) van B bv, waarvan de aandelen indirect door Y worden gehouden, en verhuurt de vof de stellingen direct weer terug aan B bv. De inspecteur corrigeert de IB-aangifte 2006. Hij stelt dat de onderneming is gestaakt, en dotatie aan een HIR niet mogelijk is. X stelt dat de onderneming is voortgezet via de verhuur van de stellingen en het zoeken naar een nieuwe supermarkt.
Hof Den Haag oordeelt dat de onderneming per 1 juni 2006, door de verkoop van de supermarkt aan de overnemer, is gestaakt. Volgens het hof blijkt uit de verkoopovereenkomst dat na de verkoop geen activa en activiteiten meer in de vof achter blijven. Over de stellingen merkt het hof nog op dat deze nooit tot het vermogen van de vof hebben behoord. Het hof overweegt daarbij dat de stellingen pas op 2 juni 2006, dus na verkoop van de onderneming, zijn gekocht en direct aan de overnemer, die ze op dat moment al in gebruik had, zijn verhuurd. Het hof weigert daarom ook investeringsaftrek aan X te verlenen voor de aankoop van de stellingen. X kan de verkoopwinst niet in een HIR onderbrengen. De aanslag blijft in stand.
Lees ook het thema Herinvesteringsreserve: onbelaste boekwinst voor herinvesteren in nieuwe bedrijfsmiddelen
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.54