De aandelen van belanghebbende (X bv) zijn in handen van E nv. Medio 1999 komt E nv een aandelenparticipatieregeling met het managementteam van belanghebbende overeen waarin o.a. gesteld wordt dat de afspraken reeds tot stand zijn gekomen op 1 oktober 1997. Op grond van deze regeling mogen de drie leden van het managementteam een pakket aandelen kopen voor € 2038. In oktober 1999 kopen de drie werknemers de aandelen. Ze verkopen de aandelen vervolgens in december 1999 voor € 189.665. De inspecteur legt belanghebbende een naheffingsaanslag LB/PVV op over 1999. Volgens de inspecteur hebben de leden van het managementteam loon uit dienstbetrekking genoten ter zake van de aandelentransactie. Belanghebbende stelt dat er in 1997 optierechten zijn toegekend en dat de schriftelijke vastlegging van de aandelenparticipatieregeling in 1999 een uitvloeisel vormt van de toekenning in 1997. Rechtbank Haarlem beslist dat er in 1997 geen optierechten zijn toegekend. Volgens de rechtbank is er sprake van een overeenkomst tot levering van aandelen aan de werknemers tegen een vooraf vastgestelde prijs, en hebben de verkoop en levering in 1999 plaatsgevonden. De rechtbank stelt namelijk vast dat de werknemers niet de mogelijkheid hadden om de rechten niet uit te oefenen. Ze hadden volgens de rechtbank de plicht tot afname van de aandelen tegen de vooraf vastgestelde prijs. Vervolgens beslist de rechtbank dat ook van te voren al vaststond dat de werknemers de aandelen na de verkrijging weer moesten vervreemden. De rechtbank vermindert de naheffingsaanslag nog wel.
Hof Amsterdam (MK III, 1 december 2011, P09/00211, V-N 2012/15.1.2) oordeelt dat er in 1997 geen sprake was van de toekenning van inhoudelijk voldoende bepaalbare optierechten. Het hof wijst er hierbij op dat de ingangsdatum, de looptijd en de uitoefenprijs ontbreken in de notulen van de vergadering waarin de toezegging is opgenomen. Vervolgens oordeelt het hof dat er ook in 1999 geen sprake was van het toekennen van optierechten. Volgens het hof was er namelijk sprake van een overeenkomst tot levering van aandelen in E nv aan de werknemers, tegen een vooraf bepaalde prijs. Het voordeel dat de werknemers hierbij hebben behaald is door de inspecteur terecht als loon aangemerkt. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 10