X is voor 50% aandeelhouder van een autobedrijf maar verdient – met medeaandeelhouder en tweede man Y - vele malen meer geld met grootschalige verkoop van hennep vanuit het bedrijfspand. Rechtbank Zeeland- West-Brabant acht de dubbele belasting tot behoud van rechten bij X en Y toelaatbaar.
X bezit 50% van de aandelen B BV. Zijn zakenpartner Y bezit ook 50%. B BV exploiteert formeel een autobedrijf. X en Y ontvangen navorderingsaanslagen IB 2010 en 2011 met boeten van 50%. De inspecteur neemt bij beiden een resultaat uit overige werkzaamheden van ruim € 5 mln. per jaar in aanmerking. Hij baseert zich daarbij op de informatie uit het strafrechtelijk onderzoek waarin is vastgelegd dat X en Y op grote schaal hennep hebben verkocht vanuit hun bedrijfspand. Lopende het beroep tegen de aanslagen wordt X door de strafkamer veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden en Y als tweede man tot 33 maanden, wegens overtreding van de Opiumwet, witwassen en het als leider deelnemen aan een criminele organisatie.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat X en Y in 2010 en 2011 zowel relatief als absoluut gezien aanzienlijke inkomsten uit de teelt en handel in hennep hebben genoten die niet in de aangifte zijn opgenomen. De inspecteur heeft zich voor de schatting van het resultaat uit overige werkzaamheden terecht aangesloten bij de politierapportage over de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, aldus de rechtbank. De inspecteur heeft bij die schatting wel rekening gehouden met de inkoopprijs, maar ten onrechte niet met de overige kosten, die de rechtbank op 10% vaststelt. De rechtbank verwerpt de stelling dat de schatting niet redelijk is omdat het wederrechtelijk verkregen voordeel volledig aan zowel X als Y is toegerekend. Dubbele heffing tot behoud van rechten is in dit geval op basis van rechtspraak toelaatbaar. Voor de boetegrondslag is dit evenwel anders. De inspecteur kan voor de boetegrondslag niet zowel bij X als bij Y de verschuldigde belasting over het gehele voordeel uit de criminele organisatie in aanmerking nemen. Deze toerekening is in strijd met de vereisten die art. 6 EVRM aan het bewijs voor beboeting stelt. Uit het vonnis van de strafkamer volgt dat X een leidende rol in de criminele organisatie vervulde, zodat de inspecteur volgens de rechtbank voor beboetingsdoeleinden aannemelijk heeft gemaakt dat aan hem 50% van het totale voordeel is toegekomen. De rechtbank vermindert daarom de boete voor X over 2010 en 2011, tot ruim € 6 ton.
Lees ook de thema's Navordering en Informatiebeschikking: stand van zaken
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 7 september