Belanghebbende, X, heeft in de periode 1 januari 2005 tot medio juni 2006 in zijn functie van statutair bestuurder van zijn toenmalige werkgever ruim € 1,8 miljoen overgemaakt naar zijn eigen bankrekening. X is hiervoor strafrechtelijk veroordeeld. De inspecteur heeft een tijdsevenredig berekend deel, groot € 800.000, aan het jaar 2006 toegerekend en bij X in de heffing betrokken als resultaat uit overige werkzaamheden.
Rechtbank Breda oordeelt dat de bedragen die X als bestuurder van zijn toenmalige werkgever naar zijn privérekening heeft overgemaakt resultaat uit overige werkzaamheden vormen. De rechtbank gaat daarbij voorbij aan de stellingen van X dat de gelden als lening aan hem zijn verstrekt en dat sprake is van willekeur ten aanzien van de omvang van het genoten voordeel. Verder acht de rechtbank de verliezen die X met het beleggen van die gelden in beursopties heeft geleden niet aftrekbaar. Dit omdat X naar het oordeel van de rechtbank die gelden binnen de privésfeer heeft belegd, waardoor de hiermee samenhangende geleden beleggingsverliezen ook alleen de privésfeer raken. Tot slot heeft de opmerking van de inspecteur dat de ontvanger de aanslag wellicht niet zal invorderen geen gevolgen voor de rechtmatigheid van de aanslag. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90