De inspecteur legt een aanslag IB/PVV 2020 op aan X conform de ingediende aangifte. De aangifte leidt tot een te betalen bedrag van € 2481. Dit wijkt af van de eerder opgelegde voorlopige aanslag over 2020. Deze resulteerde in een te ontvangen bedrag van € 3358. In geschil is of de definitieve aanslag naar het juiste bedrag is opgelegd. Meer specifiek of de voorlopige aanslag voor het jaar 2020 door toedoen van de inspecteur te laag is, omdat het systeem van de Belastingdienst niet voorziet in het op eenvoudige wijze corrigeren van die te lage voorlopige aanslag.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de definitieve aanslag juist is opgelegd. De inkomsten van X zijn in 2020 sterk afgeweken van de inkomsten zoals deze zijn vastgesteld in de voorlopige aanslag. Het is aan X om relevante wijzigingen op de door de inspecteur aangewezen wijze door te geven. Dat hiervoor een voorlopige aangifte opnieuw ingevuld moet worden kan niet als onredelijk bezwarend worden aangemerkt. Ook is dit niet in strijd met de wet of de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 24
Algemene wet inzake rijksbelastingen 13
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 14 september