Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de grieven van X over schending van de hoor- en inzageplicht zich niet lenen voor een voorlopige voorziening.

X vraagt de voorzieningenrechter onder meer om alsnog te worden gehoord en gebruik te maken van het recht op inzage van stukken.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de grieven van X over schending van de hoor- en inzageplicht zich niet lenen voor een voorlopige voorziening. De verzoeken van X aan de voorzieningenrechter om alsnog gehoord te worden en gebruik te mogen maken van het inzagerecht worden afgewezen vanwege het ontbreken van de vereiste onverwijlde spoed. Nu de inspecteur al uitspraak op bezwaar heeft gedaan, kan X sowieso niet meer vóór de uitspraak op bezwaar van zijn rechten gebruik maken. De rechtbank kan in de bodemzaak eventueel de zaak alsnog terugverwijzen naar de bezwaarfase, maar daar is geen spoed bij. Hetzelfde geldt voor het verzoek van X om ISV, daarover kan de bodemrechter zich uitlaten. Ten aanzien van de overige verzoeken van X verklaart de rechtbank zich onbevoegd nu dit gaat over een invorderingskwestie respectievelijk de inhoud van een eerdere hofuitspraak raken waartegen geen beroep bij de rechtbank openstaat.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:81

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 15 juni

16

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen