X koopt een voormalig schoolgebouw van de gemeente. In de koopovereenkomst wordt opgenomen dat de gemeente van plan is om de bestemming ‘maatschappelijk' te wijzigen in ‘wonen'. De onroerende zaak wordt op 23 december 2014 aan X geleverd. Tot oktober 2014 was de onroerende zaak in gebruik als peuterspeelzaal. Daarvoor werd hij uitsluitend gebruikt voor maatschappelijke doeleinden. X past de onroerende zaak aan en gebruikt hem als woning. In geschil is of er voor de overdrachtsbelasting sprake is van een woning. Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat het voormalige schoolgebouw geen woning is. Het 6%-tarief is terecht toegepast.
Hof Arnhem-Leeuwarden (MK I, 31 januari 2017, 16/01041, V-N 2017/22.1.4) oordeelt dat de onroerende zaak steeds voor maatschappelijke doeleinden is gebruikt, laatstelijk als peuterspeelzaal. Verder wijst het hof er op dat de onroerende zaak tot de koop door X ook qua indeling en gebruik niet was ingericht voor bewoning. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet op belastingen van rechtsverkeer 14
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer
Instantie: Hoge Raad
Editie: 21 juli