Belanghebbende realiseert in 2013 en 2014 op het terrein van een voormalige agrarische onderneming 23 zelfstandige wooneenheden in een schuur (voormalige koeienstal) die aan de woonboerderij is verbonden, twee wooneenheden en dagbestedingsruimte in een losstaande schuur (voormalige varkensstal) en garageboxen en fietsenstalling in een aantal losstaande boxen.
Nadat de agrarische onderneming in 2005 is gestaakt, zijn de stallen en boxen als opslag voor privébezittingen van de bewoners in gebruik. De bouwkundige constructie en inrichting zijn tot de verbouwing ongewijzigd gebleven.
Belanghebbende heeft op de arbeidscomponent van de werkzaamheden het lage BTW-tarief toegepast.
Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden is het lage BTW-tarief niet van toepassing, omdat de werkzaamheden geen betrekking hebben op woningen. Het begrip ‘woning’ moet conform de Btw-richtlijn worden uitgelegd op basis van de omgangstaal. Met de term ‘woningen’ wordt gedoeld op een voor bewoning bestemd onroerend goed of een deel daarvan. Van de woonboerderij kan volgens omgangstaal het voorhuis als woning worden aangemerkt. Het is algemeen bekend dat een koeienstal en een varkensstal niet voor bewoning van mensen bestemd of geschikt is. Het tijdelijke gebruik als opslagplaats nadat de agrarische activiteiten zijn gestaakt, maakt dit niet anders. Ook zijn de stallen geen algemene ruimte zoals een lift in een gemeenschappelijk deel van een appartementengebouw. Het hoger beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 Tab I-B
Wet op de omzetbelasting 1968 9
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 15 september