Rechtbank 's-Gravenhage overweegt dat feiten die kenbaar worden na de vaststelling van het voorschot kinderopvangtoeslag aan herziening daarvan niet in de weg staan.

Aan X is een voorschot kinderopvangtoeslag toegekend over het jaar 2009. Dit voorschot wordt herzien en uiteindelijk vastgesteld op nihil. X komt in beroep en stelt zich op het standpunt dat de Belastingdienst het voorschot niet heeft mogen herzien, omdat sprake is van een definitieve vaststelling van de tegemoetkoming krachtens artikel 21 Awir.  De Belastingdienst beschikt niet over nieuwe feiten die herziening van de beschikking rechtvaardigen.  Rechtbank 's-Gravenhage stelt vast dat het bezwaarschrift van X niet gericht is tegen de definitieve vaststelling van het recht op kinderopvangtoeslag, maar tegen de herziening van het voorschot kinderopvangtoeslag. De vraag of de Belastingdienst over nieuwe feiten beschikt die herziening van de beschikking op grond van artikel 21 Awir rechtvaardigen, is daarbij niet relevant. Aan de verlening van een voorschot kan niet het gerechtvaardigd vertrouwen worden ontleend, dat een met dat voorschot overeenkomende aanspraak op toeslag bestaat. Het karakter van een voorschot is dat dit is gebaseerd op gegevens zoals die op het moment van het vaststellen van het voorschot bekend zijn. Indien na de voorschotvaststelling feiten kenbaar worden die toekenning in de weg staan kunnen deze worden tegengeworpen. Gastouderbureau D is een niet geregistreerd gastouderbureau en de door X overgelegde overeenkomst met gastouderbureau E voldoet niet aan de voorwaarden die zijn gesteld in artikel 52 van de Wko. Het voorschot kinderopvangtoeslag 2009 is terecht op nihil gesteld. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen 21

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingrecht algemeen

Instantie: Rechtbank 's-Gravenhage

Editie: 6 mei

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen