Staatssecretaris Van Rij van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst, heeft op 22 mei 2023 een wetsvoorstel tot wijziging van de Wet OB 1968 (kamerstuk 36 362) naar de Tweede Kamer gestuurd. Dit voorstel strekt tot implementatie van de verplichte onderdelen van de BTW-tarievenrichtlijn.
Deze onderdelen hebben betrekking op (1) wijzigingen in de aanvullende margeregeling en (2) wijzigingen in de bepalingen over de plaats van dienst voor de heffing van btw bij bepaalde diensten die virtueel aan een afnemer worden verricht. De wijzigingen moeten uiterlijk 31 december 2024 zijn geïmplementeerd zodat deze met ingang van 1 januari 2025 van toepassing zijn.
De BTW-tarievenrichtlijn wijzigt de BTW-richtlijn 2006 en biedt lidstaten meer beleidsruimte bij het vaststellen van verlaagde btw-tarieven en nultarieven. Lidstaten zijn niet verplicht om de gecreëerde beleidsruimte (volledig) te benutten. De BTW-tarievenrichtlijn verplicht lidstaten echter wel om de eerdergenoemde twee onderdelen te implementeren.
Door de huidige opzet van de aanvullende margeregeling kunnen lidstaten concurrentieverstoringen ervaren. Daarom wordt voorgesteld om toepassing van de aanvullende margeregeling niet mogelijk te maken als de wederverkoper antiek, kunst- of verzamelvoorwerpen heeft aangekocht tegen een verlaagd tarief. Bij de tweede wijziging gaat het om culturele, artistieke, sportieve, wetenschappelijke, educatieve of vermakelijkheidsdiensten die virtueel worden verricht. Voorgesteld wordt om deze diensten te belasten op de plaats waar de afnemer is gevestigd, of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 28c
Wet op de omzetbelasting 1968 6e
Wet op de omzetbelasting 1968 6d
[Nieuwsbron] [Nieuwsbron] [Nieuwsbron] [Nieuwsbron] [Nieuwsbron] [Nieuwsbron]
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting, Belastingrecht algemeen
Regelgevende instantie: Staten-Generaal
Editie: 24 mei