Staatssecretaris Van Rij van Financiën heeft een nieuwe standaardvoorwaarde toegevoegd aan het beleid voor de gefacilieerde bedrijfsfusie.

Staatssecretaris van Rij van Financiën heeft een nieuwe standaardvoorwaarde toegevoegd aan het beleid voor de gefacilieerde juridische afsplitsing.

Staatssecretaris Van Rij heeft het besluit geactualiseerd met de standaardvoorwaarden voor de gefacilieerde juridische fusie. Het besluit vervangt het besluit van 28 april 2021, nr. 2021-7901, V-N 2021/24.11.

Staatssecretaris Van Rij van Financiën heeft het besluit geactualiseerd met de standaardvoorwaarden voor de gefacilieerde zuivere splitsing. Dit besluit is de opvolger van het besluit van 28 april 2021, nr. 2021-7915, V-N 2021/24.11.

De Wet vrachtwagenheffing is in het Staatsblad gepubliceerd en treedt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip in werking.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur niet kan volstaan met een loutere verwijzing naar een beconnummer om aan te tonen dat uitstel is verleend. De aanslag is dan buiten de termijn van drie jaren opgelegd en wordt vernietigd.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X terecht niet-ontvankelijk is verklaard in zijn bezwaar.

De Belastingdienst heeft tegen de uitspraak van Rechtbank Den Haag van 8 maart 2022, nr. 21/487, V-N Vandaag 2022/1874, waarin is geoordeeld dat het wijzigen van de reeds vaststaande onderlinge verdeling niet beperkt is tot bestanddelen waarop navordering ziet, hoger beroep ingesteld. Dat antwoordt staatssecretaris Van Rij van Financiën op Kamervragen van het lid Omtzigt.

Een Duits Sondervermögen met één participant en een Duits Sondervermögen met meerdere participanten kwalificeren als opbrengstgerechtigde voor de Wet DB 1965. Dit staat in een standpunt van de Kennisgroep dividendbelasting en bronbelasting.

Minister Heinen van Financiën geeft schriftelijk antwoord op vragen die bij het wetgevingsoverleg van 8 november 2024 zijn gesteld over het pakket Belastingplan 2025. Ook geeft hij een appreciatie op de vanuit de Tweede Kamer reeds ingediende amendementen.

Het Hof van Justitie EU oordeelt dat het in strijd met het EU-recht is dat op de dividenden die XX vanuit Nederland ontvangt een belastingdruk van 15% rust, terwijl Nederlandse vennootschappen deze belastingdruk niet hebben. Er is strijd met het beginsel van het vrije verkeer van kapitaal.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat X bv deels onterecht een naheffingsaanslag dividendbelasting is opgelegd wegens vermeende verkapte dividenduitkeringen. De rechtbank vermindert de aanslag en rentebeschikking, maar wijst het verzoek om integrale proceskostenvergoeding af.

De Noorse Indre Selskap kwalificeert voor de Wet VPB 1969, Wet IB 2001, Wet DB 1965 en Wet BB 2021 als een transparant samenwerkingsverband. Dit staat in een standpunt van de Kennisgroep belastingplicht en kwalificatie rechtsvormen.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X geen dividendbelasting kan verrekenen. Hij maakt niet aannemelijk dat de uitkerende bv dividendbelasting heeft ingehouden ter zake van de inkoop van de aandelen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

Staatssecretaris Idsinga van Financiën gaat in op vragen van de leden Maatoug, Stultiens (GroenLinks-PvdA), Grinwis (ChristenUnie), Teunissen (PvdD), Dijk (SP), Van Baarle (DENK), Vijlbrief (D66) en Dassen (Volt) over de kosten van het afschaffen van de belasting op de inkoop van eigen aandelen. Het verschil tussen geschatte budgettaire opbrengsten benadrukt volgens de staatssecretaris dat ramingen over belastinginkomsten inherent onzeker zijn.

Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat het Britse beleggingsfonds onvergelijkbaar is met in Nederland gevestigde FBI's. Het fonds heeft dan geen aanspraak op DB-teruggaaf. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat X, een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde ‘open-ended’ beleggingsinstelling, onvergelijkbaar is met in Nederland gevestigde fiscale beleggingsinstellingen. X heeft dan geen aanspraak op teruggaaf van dividendbelasting. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).