De Minister van Veiligheid en Justitie heeft de nota naar aanleiding van het verslag en de nota van wijziging bij de Tweede Kamer ingediend bij het wetsvoorstel tot aanpassing van Rijkswetten in verband met de invoering van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Algemene wet bestuursrecht in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht en van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie alsmede in verband met de uitbreiding van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad.

Met dit wetsvoorstel worden procesrechtelijke bepalingen in een klein aantal rijkswetten in technische zin aangepast aan de wetsvoorstellen Kwaliteit en Innovatie rechtspraak (KEI). De wetsvoorstellen KEI (34059, V-N 2014/62.2 en 34138) beogen de vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht. Daarnaast is er een invoeringswet voor de overige, niet als rijkswet te kwalificeren wetten (34212, V-N 2015/28.10). Volgens de minister is er bij de invoering gerekend vanaf 1 januari 2016 sprake van een vertraging van een half jaar.

Verder wordt via deze rijkswet de Wet prejudiciële vragen aan de Hoge Raad uitgebreid tot het Caribisch deel van het Koninkrijk. Hiermee krijgen het Gemeenschappelijk Hof van Justitie en de Gerechten in eerste aanleg de bevoegdheid om in civielrechtelijke procedures prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen. Het zou gaan om gemiddeld zes gestelde en behandelde vragen per jaar.

[Nieuwsbron][Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Regelgevende instantie: Ministerie van Veiligheid en Justitie

Editie: 1 december

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen