Staatssecretaris Van Rij van Financiën heeft de nota naar aanleiding van het verslag en de nota van wijziging bij het wetsvoorstel Overbruggingswet box 3 naar de Tweede Kamer gestuurd.
In de nota naar aanleiding van het verslag wordt onder meer ingegaan op de juridische houdbaarheid van het wetsvoorstel en de verwachtingen met betrekking tot bezwaarschriften en rechtszaken. Het wetsvoorstel voldoet volgens Van Rij aan de proportionaliteitstoets van het EVRM. Voor wat betreft het aantal rechtszaken wordt niet uitgesloten dat belastingplichtigen met lagere rendementen dan de gehanteerde forfaits zich nog steeds benadeeld voelen. Voor die gevallen wordt gekeken of procesafspraken gemaakt kunnen worden.
De werking van de anti-arbitragebepaling wordt verduidelijkt. De termijn van drie maanden begint pas te lopen vanaf het moment dat de belastingplichtige de arbitragehandeling verricht, bijvoorbeeld door de verkoop van aandelen. De bepaling vindt vervolgens toepassing als voor afloop van deze drie maanden de peildatum van 1 januari wordt gepasseerd en binnen diezelfde periode van drie maanden een tweede handeling wordt verricht, bijvoorbeeld het opnieuw aankopen van aandelen. In dat geval worden de verrichte handelingen fiscaal genegeerd, tenzij de belastingplichtige aannemelijk maakt dat de handeling zakelijk was. De bepaling vindt ook toepassing in gevallen waarin de arbitrageperiode voor 2023 al deels in 2022 ligt.
Over de toepassing van het heffingvrije vermogen wordt opgemerkt dat deze automatisch evenredig wordt verdeeld over de verschillende vermogenscategorieën. Het heffingvrije vermogen wordt pas in het nieuwe box 3-stelsel vervangen voor een heffingvrij inkomen.
De vraag of een negatief rendement niet kan worden verrekend met positieve rendementen uit volgende jaren wordt positief beantwoord.
In de nota van wijziging is voor de toepassing van de gebruiksvergoeding van art. 3.17 lid 1 onderdeel c Wet IB 2001 geregeld dat de gebruiksvergoeding niet negatief kan worden. Hiermee wordt een bijtelling bij de winst voorkomen. Voor de berekening van het forfaitaire voordeel uit vrijgestelde en buitenlandse beleggingsinstelling is ook geregeld dat het rendement niet negatief kan worden. De overige wijzigingen volgens de nota van wijziging zijn vooral redactioneel van aard.
Lees ook het thema Wetsvoorstel Overbruggingswet box 3 (36204).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 5.2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Dossiers: Prinsjesdag 2022, Box 3
Regelgevende instantie: Staten-Generaal