In haar LB-aangifte over maart 2014 geeft X bv een bedrag van € 6126 aan, inclusief € 459 aan pseudo-eindheffing hoog loon. Op 3 april 2014 maakt X bv bezwaar tegen de pseudo-eindheffing hoog loon. Op 23 april 2014 draagt X bv de verschuldigde belasting, exclusief de pseudo-eindheffing hoog loon, af. De inspecteur verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat X bv geen belang heeft bij het bezwaar, nu ze de pseudo-eindheffing hoog loon niet heeft afgedragen. De inspecteur wijst X bv er nog wel op dat zij bezwaar kan maken tegen de naheffingsaanslag.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur het bezwaar van X bv tegen de pseudo-eindheffing hoog loon ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Volgens de rechtbank is het bezwaar van 3 april 2014 namelijk ook gericht tegen de naheffingsaanslag. Dat de inspecteur het bezwaar reeds had ontvangen voordat de naheffingsaanslag was opgelegd, acht de rechtbank niet van belang. Voor X bv en de inspecteur was namelijk duidelijk dat X bv het niet eens was met de pseudo-eindheffing hoog loon. De rechtbank verwijst de zaak terug naar de inspecteur.
Tegen deze uitspraak is sprongcassatie ingesteld.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:6 en 6:11