Aan X is een navorderingsaanslag vb over het jaar 2000 opgelegd met een boete. De navorderingsaanslag is opgelegd omdat X een verzwegen bankrekening bij Van Lanschot Bankiers in Luxemburg heeft aangehouden. In de navorderingsaanslag is ib/pvv, vb en boetebeschikkingen over een aantal jaren betrokken. Volgens X is niet voldaan aan de voortvarendheidseis. Rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaart het beroep van X ongegrond. X komt in hoger beroep. Hof 's-Hertogenbosch is van mening dat de inspecteur wel voldoende voortvarend gehandeld heeft bij het voorbereiden en opleggen van de aanslag. De toets is niet of de inspecteur achteraf bezien sneller had kunnen handelen, maar of hij beoordeeld op het moment dat hij geconfronteerd werd met de taak om de benodigde gegevens voor het opleggen van de aanslag te verzamelen en vervolgens de aanslag op te leggen, zijn taak voortvarend ter hand heeft genomen. Daarbij geldt dat hij een redelijke vrijheid heeft bij het inrichten en prioriteren van zijn werkzaamheden. Voorts geldt als uitgangspunt dat indien de inspecteur, zonder dat daartoe goede redenen bestaan, zes maanden of langer geen actie heeft ondernomen, aangenomen wordt dat hij onvoldoende voortvarend gehandeld heeft. Het standpunt van X dat de inspecteur kennelijk niet voortvarend heeft gehandeld, omdat niet valt in te zien waarom hij meer tijd nodig had om te komen tot identificatie dan in de KB-Lux affaire, welke affaire omvangrijker was en bovendien de eerste keer dat de fiscus een dergelijk project organiseerde, wordt verworpen. Het hoger beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 12 februari