Uit een strafrechtelijk onderzoek tegen A bv blijkt dat belanghebbende, X, en zijn echtgenote bankrekeningen in het buitenland aanhouden. Naar aanleiding van het onderzoek legt de inspecteur IB-(navorderings)aanslagen aan X op over de jaren 2001-2008. In geschil is onder andere of het gebruik van de door de inspecteur verkregen inlichtingen rechtmatig is en of de inspecteur voldoende voortvarend heeft gehandeld bij het opleggen van de IB-navorderingsaanslagen over de jaren 2001-2005.
Rechtbank Zeeland - West-Brabant oordeelt dat de inspecteur met het overleggen van een brief van 26 juli 2010 aannemelijk maakt dat een verzoek op grond van art. 55 AWR is gedaan aan het OM, en dat het OM hierop positief heeft gereageerd. Het handelen van de inspecteur is volgens de rechtbank dan ook niet in strijd met art. 8:42 Awb. Ook is er volgens de rechtbank geen sprake van onbevoegdelijk verkregen bewijs. Over de toepassing van de verlengde navorderingstermijn stelt de rechtbank vast dat de bankrekeningen zijn aangehouden in een land buiten de EU en dat dan geen beroep kan worden gedaan op de vrijheid van kapitaalverkeer. De verlengde navorderingstermijn geldt dan onverkort. De naheffingsaanslagen blijven in stand.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:42
Algemene wet inzake rijksbelastingen 55
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Europees belastingrecht
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 15 augustus