Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat X onzakelijk heeft gehandeld. X heeft namelijk bij de vernieuwing van de kredietfaciliteit een debiteurenrisico gelopen dat een onafhankelijke derde niet zou hebben aanvaard.
Belanghebbende, X, houdt een aanmerkelijk belang (ab) in A bv. X stelt zich borg voor een kredietfaciliteit die A bv bij de bank geniet. Deze kredietfaciliteit wordt in 2010 gewijzigd, en in 2012 door de bank opgezegd. X wordt vervolgens aangesproken. In zijn IB-aangifte 2014 brengt X € 70.000 in aftrek in verband met de borgstelling. De inspecteur is van mening dat er sprake is van een verlies uit ab.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat X, met het aangaan van de borgstelling bij de vernieuwing en wijziging van de kredietfaciliteit in 2010, onzakelijk heeft gehandeld. Volgens de rechtbank heeft X daarbij namelijk een debiteurenrisico gelopen dat een onafhankelijke derde niet zou hebben aanvaard. De rechtbank acht daarbij onder andere van belang dat A bv in 2010 verlieslijdend was. Ook was er sprake van een negatief vermogen, en was de bank slechts onder vergaande voorwaarden bereid om A bv verder te financieren. Hierbij merkt de rechtbank verder nog op dat X vervolgens geen extra zekerheden heeft bedongen, maar juist met een nog groter deel van zijn vermogen zekerheid is gaan bieden aan de bank. Zonder dat X een vergoeding van A bv is gaan bedingen. Het gelijk is aan de inspecteur.
Lees ook het thema De terbeschikkingstellingsregelingen
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.92
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 22 november