Hof Den Haag oordeelt dat X tegen de uitspraken van de voorzieningenrechter van Rechtbank Den Haag geen hoger beroep kan instellen bij het hof (art. 8:104 lid 2 aanhef en onderdeel c Awb). De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Belanghebbende, X, is het niet eens met een aantal belastingaanslagen. Hof Den Haag stelt X in een procedure over 2007 gedeeltelijk in het gelijk. De ontvanger besluit de proceskostenvergoeding in deze procedure te verrekenen met een openstaande belastingschuld. In de onderhavige procedure inzake de jaren 2008 t/m 2010 verzoekt X de voorzieningenrechter van Rechtbank Den Haag de Belastingdienst op te dragen deze verrekening ongedaan te maken.

Hof Den Haag (EK I, 15 juli 2015, BK-15/00222 t/m BK-15/00224, V-N Vandaag 2015/1645) oordeelt dat X tegen de uitspraken van de voorzieningenrechter van Rechtbank Den Haag geen hoger beroep kan instellen bij het hof (art. 8:104 lid 2 aanhef en onderdeel c Awb). Dit appelverbod kan worden doorbroken wanneer er sprake is van evidente schending van goede procesorde dan wel fundamentele rechtsbeginselen, zodat van een eerlijk proces geen sprake is (vlg. CRvB 11 december 2011, nr. 00/4655 BW). Nu de verrekening van een proceskostenvergoeding met een belastingschuld niet kan worden aangemerkt noch worden gelijkgesteld met het instellen van een vervolging, kan van evidente schending van art. 6 EVRM geen sprake zijn. Het hof verwerpt het andersluidende standpunt van X. Het hof verklaart zich onbevoegd.

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:104-2-c

Algemene wet bestuursrecht 8:84

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Invordering

Instantie: Hoge Raad

Editie: 6 juli

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen