X werkt voor diverse bezwaaradviescommissies. Zij is voorzitter van de bezwaaradviescommissies inzake personele aangelegenheden van het Ministerie van Veiligheid en Justitie en van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Aan de hand van de gewijzigde BTW-regelgeving voor commissariaten laten beide ministeries weten dat zij niet bereid zijn om BTW te betalen bovenop de vergoeding die X hen in rekening brengt. De andere ministeries waar X werkzaamheden voor verricht, hebben de vacatiegelden wel verhoogd met BTW. X is van mening dat zij geen BTW is verschuldigd over de vergoedingen die zij van de twee ministeries ontvangt, omdat zij geen btw-ondernemer is voor deze werkzaamheden. X gaat in cassatie.
Advocaat-generaal Ettema concludeert dat X weliswaar economische activiteiten verricht voor eigen economisch risico, maar dat zij de werkzaamheden verricht voor rekening en onder verantwoordelijkheid van de bezwaaradviescommissies. X treedt dan niet zelfstandig op als bedoeld in art. 9 Btw-richtlijn. De A-G wijst er daarbij op dat X een rechtsbetrekking aangaat met een ministerie (een derde), terwijl zij haar werkzaamheden verricht als lid van de bezwaaradviescommissie (een orgaan zonder rechtspersoonlijkheid van het ministerie). X is niet individueel verantwoordelijk voor de adviezen van de bezwaarcommissie. De A-G adviseert de Hoge Raad om het beroep in cassatie van X gegrond te verklaren en een BTW-teruggaaf te verlenen.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 14 januari