De civiele kamer van Rechtbank Gelderland oordeelt dat de vordering die Z heeft door toepassing van het alsof-verrekenbeding moet worden aangemerkt als een quasi-legaat. De rechtbank wijst daarbij op de wetsgeschiedenis.

In 2020 overlijdt Q. Op dat moment is hij geregistreerd partner van Z. Q en Z zijn partnerschapsvoorwaarden overeengekomen waarin zij, zonder het maken van een periodiek verrekenbeding, elke gemeenschap van goederen uitsluiten. Op basis van de partnerschapsvoorwaarden wordt bij overlijden afgerekend alsof tussen de partners op dat moment een wettelijke gemeenschap van goederen had bestaan. De kinderen van Q, die door hem zijn onterfd, maken aanspraak op hun legitieme portie. Als voorschot wordt aan ieder kind € 19.800 betaald. De kinderen zijn het hier niet mee eens en stellen dat de vordering € 50.000 per kind bedraagt. In geschil is of het alsof-verrekenbeding moet worden beschouwd als een quasi-legaat. Volgens de kinderen bevat het alsof-verrekenbeding in de partnerschapsvoorwaarden een quasi-legaat dat bij de vaststelling van de legitimaire massa in aanmerking moet worden genomen. Z is echter van mening dat het alsof-verrekenbeding uit de partnerschapsvoorwaarden geen quasi-legaat is en dat het verrekenbeding dus resulteert in een schuld van de nalatenschap aan Z en de legitimaire massa dan ook verkleint.

De civiele kamer van Rechtbank Gelderland oordeelt dat de vordering die Z heeft door toepassing van het alsof-verrekenbeding moet worden aangemerkt als een quasi-legaat in de zin van art. 4:126 lid 2 onderdeel a BW. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de regeling bescherming moet bieden aan onder andere de legitimarissen. De wet laat hun vorderingen voorgaan boven die welke bij uiterste wil in de vorm van legaat kunnen ontstaan. De rechtbank stelt de legitieme portie vervolgens vast op € 49.700 per kind. Hierbij wordt tevens de schenking van € 135.700 door Q aan een nicht van hem als bovenmatig gezien, aangezien dit bedrag bijna de helft van zijn vermogen vormde. Schenkingen van € 2100 aan de nicht en € 2173 aan Z zijn niet bovenmatig.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Burgerlijk Wetboek Boek 4 126

Burgerlijk Wetboek Boek 4 7

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Huwelijksvermogensrecht, Erfrecht

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 19 november

64

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen