Belanghebbende, X, verkoopt in 2008 twee onroerende zaken voor € 1 mln aan A Ltd. In verband met de verkoop verstrekt X een lening van € 1,1 mln aan A Ltd. A Ltd. verstrekt hiervoor het recht van eerste hypotheek op de onroerende zaken aan X. De inspecteur corrigeert de IB-aangifte 2016 van X. Volgens de inspecteur heeft X in box 3 ten onrechte geen rekening gehouden met de vordering op A Ltd.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur terecht rekening heeft gehouden met de vordering op A Ltd. De inspecteur maakt aannemelijk dat de vordering op A Ltd. een waarde heeft van € 772.422. X maakt niet aannemelijk dat de vordering minder waard is. Daarbij overweegt de rechtbank dat X een recht van eerste hypotheek heeft en zich dus kan verhalen op de onroerende zaken. Verder maakt X ook niet aannemelijk dat er op 1 januari 2016 sprake is van een forse schuld. Met hetgeen hij stelt over zijn veroordeling wegens witwassen en de ontnemingsvordering maakt hij niet aannemelijk dat op 1 januari 2016 al sprake is van een schuld. Het beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 5.3
Wet inkomstenbelasting 2001 5.2
Instantie: Rechtbank Den Haag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Editie: 1 december
Informatiesoort: VN Vandaag