A-G Wattel concludeert dat het hof een onjuiste maatstaf heeft gebruikt bij de fiscale kwalificatie van de RPS. Volgens de A-G moet het verwijzingshof uitzoeken of er sprake is van kapitaal.

 

Belanghebbende, X nv, neemt in 1997 een belang in het Australische A Ltd. In 1997 verstrekken de aandeelhouders in A Ltd. shareholder loans naar rato van het aandelenbezit. X nv rekent de op de shareholder loans ontvangen vergoeding als rentebate tot de belastbare winst. In 2004 vindt een financiële herstructurering plaats waarbij onder andere de shareholder loans worden afgelost en redeemable preference shares (RPS) worden uitgegeven aan de aandeelhouders van A Ltd naar rato van het aandelenbezit. In haar VPB-aangifte 2004 merkt X nv de op de RPS ontvangen bate aan als deelnemingsdividend. De inspecteur is echter van mening dat er sprake is van een belastbare financieringsbate (rente), omdat de RPS fiscaal als een geldlening moeten worden gekwalificeerd. Rechtbank Haarlem oordeelt dat de RPS een lening vormen. Het gelijk is aan de inspecteur. Hof Amsterdam oordeelt dat de RPS zijn aan te merken als ‘aandelen' in de zin van art. 13 lid 2 onderdeel a Wet VPB. Het hof overweegt daarbij dat de shares in voldoende mate vergelijkbaar zijn met cumulatief preferente aandelen zoals die (ook) door Nederlandse naamloze en besloten vennootschappen plegen te worden uitgegeven. Het hof stelt vervolgens vast dat het bezit van de RPS voor X nv behoort tot de ‘deelneming' die zij in A Ltd heeft, en dat het op de RPS ontvangen dividend behoort tot de ‘voordelen uit hoofde van een deelneming' in de zin van art 13 lid 1 Wet VPB. Het gelijk is aan X nv.

Advocaat-generaal (A-G) Wattel concludeert dat het hof niet zichtbaar heeft onderzocht of er sprake is van kapitaal. De A-G wijst er vervolgens op dat het antwoord op de vraag of er sprake is van kapitaal naar Nederlands fiscaal recht moet worden beoordeeld aan de hand van Australisch recht. Het hof heeft volgens de A-G dan ook een onjuiste maatstaf gebruikt bij de fiscale kwalificatie van de RPS. De A-G adviseert de Hoge Raad om het beroep in cassatie gegrond te verklaren en de zaak te verwijzen naar de feitenrechter.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.8

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 13

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 7 februari

17

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen