Advocaat-generaal Wattel concludeert dat de door X BV gestelde taakverdeling binnen de groep niet aannemelijk is geworden. Hetgeen X BV stelt over de taakverdeling binnen de groep wordt eerder tegengesproken door haar eigen aangiften. De sanctie van art. 15ai Wet VPB 1969 is terecht toegepast.

X BV vormt met haar (klein)dochtervennootschappen een f.e. voor de VPB. De groep houdt zich bezig met performance-testing en geautomatiseerd functioneel testen. Een kleindochter koopt op 30 oktober 2015 de aandelen in E BV, waar X BV al regelmatig mee samenwerkt. E BV verricht security testing, development en hosting en wordt opgenomen in de f.e. met ingang van 2016. Vervolgens worden de activiteiten op het gebied van security testing, development en het personeel van E BV overgebracht naar vennootschappen binnen de f.e. De webhostingactiviteiten blijven achter in E BV. In de zomer van 2016 worden de aandelen E BV verkocht aan een derde en wordt de f.e. met E BV verbroken. De inspecteur corrigeert de VPB-aanslag 2016 van X BV op grond van art. 15ai Wet VPB 1969 in verband met de overdracht van de stille reserves die in E BV schuilen aan de andere vennootschappen binnen de f.e. X BV stelt dat de overdracht in 2015 heeft plaatsgevonden buiten de f.e.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de overdracht in 2016 heeft plaatsgevonden, en dus binnen de f.e., maar dat X BV zich terecht beroept op de uitzondering van art. 15ai lid 3 onderdeel a Wet VPB 1969 (overdracht binnen normale bedrijfsuitoefening).

Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat de overdracht van de vermogensbestanddelen van E BV in 2016 heeft plaatsgevonden en dat deze overdracht valt onder de sanctie van art. 15ai lid 1 Wet VPB 1969. De overdracht van de vermogensbestanddelen is niet in lijn met de taakverdeling die sinds 2013 tussen de verschillende vennootschappen binnen de f.e. bestond en past niet binnen de normale bedrijfsuitoefening. De uitzondering van art. 15ai lid 3 onderdeel a Wet VPB 1969 is niet van toepassing. X BV gaat in cassatie.

Advocaat-generaal Wattel concludeert dat de door X BV gestelde taakverdeling binnen de groep niet aannemelijk is geworden. Hetgeen X BV stelt over de taakverdeling binnen de groep wordt eerder tegengesproken door haar eigen aangiften. Verder is ook van belang dat de groep vóór de overname van E BV helemaal nog geen activiteiten verrichtte die gelijk zijn aan de activiteiten die E BV verricht. Volgens de A-G is dan geen sprake van een ‘normale’ expansie in de zin van min of meer organische groei, zoals het de wetgever voor ogen stond. De A-G adviseert de Hoge Raad om het cassatieberoep ongegrond te verklaren.

Lees ook het thema De fiscale eenheid in de Vpb.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 15ai

Instantie: Hoge Raad (Parket)

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Editie: 17 september

Informatiesoort: VN Vandaag

Focus: Focus

24

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen