Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat om de waarde in het economische verkeer te bepalen de koopprijs vrij op naam dient te worden gecorrigeerd voor de door de verkoper af te dragen kosten van overdracht.

X koopt in mei 2012 een bedrijfsgebouw voor een bedrag vrij op naam. De verkoper is een curator in het faillissement van een bouwbedrijf. In geschil is hoe deze aankoopprijs zich verhoudt tot de waarde in het economische verkeer voor de Wet WOZ.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat om de waarde in het economische verkeer te bepalen de koopprijs vrij op naam dient te worden gecorrigeerd voor de door de verkoper af te dragen kosten van overdracht. Dit blijkt uit de arresten van de Hoge Raad van 7 juni 1978 (nr. 18.857, BNB 1978/185) en 19 februari 1997 (nr. 31.590, V-N 1997, p. 1597). De rechtbank constateert dat niet alleen door partijen maar ook in de literatuur van mening wordt verschild over de uitleg van bovenstaande arresten. De rechtbank concludeert dat de Hoge Raad heeft bedoeld te zeggen dat de kosten van overdracht geëlimineerd moeten worden uit de vrij op naam prijs. De rechtbank ziet in dit geval geen aanleiding om van de gecorrigeerde koopprijs af te wijken en stelt de WOZ-waarde vast op de geïndexeerde koopsom. De rechtbank verwerpt het standpunt van de heffingsambtenaar dat deze koopsom onverklaarbaar laag is.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

3

Gerelateerde artikelen