X is eigenaar van een opslagruimte. Op 21 februari 2017 koopt hij de opslagruimte voor € 57.500. Voor het belastingjaar 2018 stelt de heffingsambtenaar de WOZ-waarde vast op € 58.000. X vindt dat de heffingsambtenaar de huurwaarde en kapitalisatiefactor onvoldoende onderbouwt en vindt dat de WOZ-waarde € 40.000 moet zijn. Daarnaast zegt X dat de aanslag rioolheffing niet in stand kan blijven, omdat de opbrengstlimiet is overschreden.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de heffingsambtenaar in het belastingrecht vrije bewijsleer toekomt. De heffingsambtenaar sluit terecht aan bij het eigen verkoopcijfer. Dit cijfer ligt voldoende dichtbij waardepeildatum. De indexering naar waardpeildatum is gering. Vanwege het eigen bruikbare verkoopcijfer hoeft de heffingsambtenaar de huurwaarde en kapitalisatiefactor niet te onderbouwen. Voor de rioolheffing geeft de heffingsambtenaar voldoende inzicht in de kosten en batenraming. X draagt onvoldoende aan dat redelijke twijfel bestaat over een drietal posten als ‘last ter zake’. De enkele betwisting van deze posten is onvoldoende. Het beroep is zowel voor de WOZ als de rioolheffing ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 14 juli