Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur terecht de vrijgestelde EU-uitkering meetelt bij het vaststellen van het verzamelinkomen om te bepalen of X in aanmerking komt voor het hoge bedrag van de ouderenkorting.

X ontvangt een pensioenuitkering van een instelling van de Europese Unie, welke is vrijgesteld van nationale belastingheffing. In zijn aangiften IB/PVV 2017 en 2018 geeft hij de pensioenuitkering aan als vrijgesteld inkomen, maar geeft de hoogte van dat inkomen niet aan. De inspecteur wijkt af van de aangiften en schat het vrijgestelde EU-inkomen op € 130.000 en neemt dit bedrag in aamerking bij het vaststellen van de hoogte van de ouderenkorting. De rechtbank oordeelt dat de vrijgestelde pensioenuitkering buiten aanmerking moet blijven. De inspecteur gaat in hoger beroep. 

Hof Amsterdam oordeelt in tegenstelling tot de rechtbank dat de inspecteur terecht de vrijgestelde pensioenuitkering in aanmerking neemt bij het vaststellen van het verzamelinkomen om te bepalen of X in aanmerking komt voor het hoge bedrag van de ouderenkorting. De hoge ouderenkorting is namelijk bedoeld als een financiële tegemoetkoming voor ouderen met een laag inkomen ter verbetering van de inkomenspositie van deze specifieke groep. Hiermee overheerst het sociale karakter van de maatregel. Het hoger beroep van de inspecteur is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene Ouderdomswet 7a

Wet inkomstenbelasting 2001 8.17

Instantie: Hof Amsterdam

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 18 september

Informatiesoort: VN Vandaag

51

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen