X bv koopt in vier delen een retailpark. Het betreft een voormalige wollenstoffenfabriek die sinds 1982 niet meer in gebruik is. Het park is ernstig in verval geraakt en is in 1999 als rijksmonument aangemerkt. Op 13 oktober 2016 koopt X bv een deel van het park (bouwdeel B1) voor € 13,1 mln. Dit bedrag ziet onder andere voor € 1,4 mln op de aanschafprijs en voor € 11 mln op investeringskosten. Volgens X bv is er sprake van de verkrijging van een nieuw vervaardigd goed in de zin van art. 11 lid 1 onderdeel a Wet OB 1968. In geschil is of de vrijstelling van overdrachtsbelasting van toepassing is. Volgens de inspecteur is er geen sprake van een (nieuw) vervaardigd goed, maar van renovatie. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt, in tegenstelling tot de rechtbank, dat er geen sprake is van een vervaardigd goed en dat de vrijstelling overdrachtsbelasting niet van toepassing is. De uitgevoerde werkzaamheden zijn volgens het hof gericht geweest op het terugbrengen dan wel behouden van de kenmerkende monumentale eigenschappen van het bouwdeel. X bv gaat in cassatie.
Advocaat-Generaal Ettema concludeert dat ingrepen hebben plaatsgevonden die van zodanige aard zijn dat in wezen nieuwbouw heeft plaatsgevonden. Volgens de A-G is dan sprake van een vervaardigd goed en is de vrijstelling overdrachtsbelasting van toepassing. Van belang is dat de draagconstructie van het gebouw ingrijpend is gewijzigd, dat omvangrijke investeringen van bijna tienmaal de aanschafprijs zijn gedaan en dat het pand een nieuwe aanwending als retailcentrum heeft gekregen. De A-G adviseert de Hoge Raad om het cassatieberoep van X bv gegrond te verklaren.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 11
Wet op belastingen van rechtsverkeer 15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting, Belastingen van rechtsverkeer
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 25 januari