Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de heer X alleen gebruik kan maken van de 30%-regeling zolang feitelijk werkzaamheden voor de werkgever worden verricht. Dit volgt uit het bepaalde in art. 10ec lid 1 Uitv. besluit LB 1965.

Belanghebbende, de heer X, heeft de Amerikaanse nationaliteit en is per 1 november 2011 in dienst getreden bij A bv. Tot en met 31 oktober 2021 is de 30%-regeling hierop van toepassing verklaard. In augustus 2013 wordt bekend dat de arbeidsovereenkomst per 1 september 2014 zal worden beëindigd. Van 1 december 2013 tot 1 september 2014 is X met behoud van loon vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden. Zijn werkgever stopt vanaf 1 december 2013 met het toepassen van de 30%-regeling. X maakt bezwaar tegen de inhouding van loonheffing over januari 2014.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X alleen gebruik kan maken van de 30%-regeling als feitelijk werkzaamheden voor de werkgever worden verricht. Dit volgt uit het bepaalde in art. 10ec lid 1 Uitv. besluit LB 1965, waar voor de looptijd van de 30%-regeling wordt aangesloten bij het eindigen van de tewerkstelling. Aangezien X per 1 december 2013 is vrijgesteld van werk, is de 30% regeling op 31 december 2013 afgelopen, zijnde de laatste dag van het loontijdvak na het loontijdvak waarin de tewerkstelling is geëindigd (november 2013). Het beroep van X is ongegrond.

Lees ook het thema De 30%-regeling.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 10ec

Wet op de loonbelasting 1964 31a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 5 oktober

125

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen