Belanghebbende, X, woont in Nederland en is als statutair bestuurder werkzaam voor het Nederlandse Q bv, het Belgische Z nv en het Franse L SASU. In België maakt hij gebruik van de kaderregeling. In zijn IB-aangifte 2014 verzoekt X om een aftrek elders belast in box 1 voor een bedrag van € 801.823 op basis van de vrijstellingsmethode voor zijn buitenlandse inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking. Naast de inkomsten van L SASU (€ 141.483) betreft het de inkomsten van Z nv (bestuurdersbeloning € 430.896, auto van de zaak € 16.744 en warrants € 212.700). In geschil is of de inspecteur een tegemoetkoming van dubbele belasting op basis van de vrijstellingsmethode moet verlenen voor de bestuurdersbeloningen van Z nv. X stelt daarbij dat hij, als hij een reguliere buitenlandse werknemer van België was geweest, onder dezelfde omstandigheden de vrijstellingsmethode had kunnen toepassen. Hij wijst er daarbij op dat de Belgische kaderregeling te vergelijken valt met de Nederlandse 35%-regeling.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat X voor een bedrag van in totaal € 414.561 recht heeft op toepassing van de vrijstellingsmethode. Dit betreft een bedrag van € 201.861 waarvan in de Belgische belastingaanslag staat vermeld dat het daadwerkelijk in België in de grondslag is begrepen en waarover door België een belasting naar inkomen is geheven. Verder betreft het de warrants van € 212.700. Dat de warrants in België in 2009 in de belastingheffing zijn betrokken en niet in 2014, is niet van belang. Voor een bedrag van € 431.156, dat ook in de aanslag staat vermeld, bestaat het recht op toepassing van de vrijstellingsmethode niet. Volgens de rechtbank is dat namelijk onvoldoende om te concluderen dat dit bedrag ook daadwerkelijk is begrepen in de grondslag waarover door België een belasting naar inkomen is geheven.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Internationaal belastingrecht
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 14 juni