X verricht vrijwilligerswerk en ontvangt daarvoor in 2010 een vergoeding van in totaal € 1908,89. X krijgt een aangiftebiljet IB/PVV uitgereikt en geeft onder protest een belastbaar inkomen uit werk en woning aan van € 1579. Na bezwaar van X houdt de inspecteur alsnog rekening met een aantal aftrekposten en vermindert hij het belastbaar inkomen tot € 1454. In beroep is in geschil of de door X ontvangen vergoeding terecht is aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden.
Rechtbank Breda oordeelt dat de inspecteur de vergoeding die X als vrijwilliger heeft ontvangen terecht in de heffing van inkomstenbelasting heeft betrokken. X maakt niet aannemelijk dat voor het volledige bedrag sprake was van een onkostenvergoeding. Gelet op het verschil tussen de opbrengsten en de aannemelijk gemaakte werkelijke kosten, kon X in redelijkheid verwachten dat de opbrengsten het totaal van deze kosten zouden overtreffen. De verrichte werkzaamheden vormen een bron van inkomen. De vrijwilligersregeling is niet van toepassing aangezien X in het jaar meer dan € 1500 heeft ontvangen. De rechtbank ziet geen ruimte voor een ruimere kostenaftrek dan reeds verleend in de uitspraak op bezwaar. Conclusie is dat het beroep van X ongegrond is.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.96
Wet inkomstenbelasting 2001 3.94
Wet inkomstenbelasting 2001 3.15