Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de door de inspecteur in aanmerking genomen waarde van het recht van erfpacht van de woningen niet te hoog is. Uit de berekening van de rechtbank volgt namelijk dat de totale waarde € 50.000 hoger is dan in aanmerking is genomen.

Tot de nalatenschap van F behoort het recht van erfpacht met twee woningen. Een van de woningen wordt verhuurd. Voor deze woningen is F een erfpachtcanon verschuldigd aan de gemeente Amsterdam. X, de erven van F, zijn het niet eens met de waarde van het recht van erfpacht met de woningen (€ 1 mln) zoals die door de inspecteur is vastgesteld in de, conform de aangifte, opgelegde aanslag erfbelasting.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de door de inspecteur in aanmerking genomen waarde van het recht van erfpacht van de woningen niet te hoog is. Uit de berekening van de rechtbank volgt namelijk dat de totale waarde € 50.000 hoger is dan in aanmerking is genomen. Verder merkt de rechtbank nog op dat de stelling dat toepassing van de forfaitaire berekening van de aftrek van art. 10b Uitv. besl. SW 1956 onredelijk is, onvoldoende is onderbouwd. Aangezien de taxateur van X een waarde van € 1.750.000 bepleit, leidt het feit dat de door de gemeente bepaalde afkoopsom van de eeuwigdurende canonverplichting € 172.686 bedraagt, niet tot een lagere waarde dan waarmee de inspecteur rekening heeft gehouden. De aanslag blijft in stand.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Successiewet 1956 21

Uitvoeringsbesluit Successiewet 1956 10b

Uitvoeringsbesluit Successiewet 1956 10a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Schenk- en erfbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 4 november

109

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen