Rechtbank Den Haag oordeelt dat op belanghebbende de bewijslast rust om te bewijzen dat zij te veel Bpm heeft voldaan. Bij de waardebepaling van een niet ex-rental mag belanghebbende niet uitgaan van de waarde van een Nederlandse ex-rental.

Belanghebbende, X, doet twee aangiften Bpm en vindt dat zij zich bij haar aangiften had mogen baseren op de waarde van ex-rentals. Daarom heeft zij, in strijd met Europees recht, meer belasting voldaan dan op vergelijkbare binnenlandse voertuigen drukt. In geschil is of de inspecteur de hoorplicht heeft geschonden, of belanghebbende te veel Bpm op de aangiften heeft voldaan en wie daarvan de bewijslast heeft.

De rechtbank oordeelt dat op X de plicht rust om te bewijzen dat zij te veel Bpm op aangiften heeft voldaan. De stelling dat de nationale wettelijke bepalingen in strijd zijn met het Unierecht, is daarvoor onvoldoende. Ook geeft de rechtbank X ongelijk in haar stelling dat bij de waardebepaling van een niet ex-rental mag worden uitgegaan van de waarde van een in Nederland aanwezige ex-rental. Het beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 6

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 29 maart

9

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen