Hof Amsterdam oordeelt na verwijzing dat het recht op de claim op de Staat der Nederlanden niet op nihil mag worden gewaardeerd. X maakt niet aannemelijk dat hij op het recht op de claim een negatief werkelijk rendement van € 180.000 heeft geleden.
Tot het vermogen van X in 2020 behoort onder andere een aandeel in het vermogen van een beleggingsclub, een fonds voor gemene rekening. In 2020 koopt X twee keer voor € 90.000 een recht op een claim op de Staat der Nederlanden in verband met een onteigeningsvergoeding. X is het niet eens met de box 3-heffing over zijn vermogen. Volgens Hof Den Haag is het door de inspecteur vastgestelde box 3-inkomen van X niet te hoog. Omdat X geen overzicht overlegt van het door de beleggingsclub werkelijk behaalde rendement, is niet duidelijk of het werkelijk behaalde rendement lager is dan het forfaitaire rendement. Verder zijn ongerealiseerde vermogenswinsten volgens het hof niet aan te merken als ‘werkelijk behaald rendement’. In cassatie oordeelt de Hoge Raad dat het hof er ten onrechte vanuit is gegaan dat ongerealiseerde verliezen niet in aanmerking moeten worden genomen voor de vaststelling van het werkelijke rendement. Het geding wordt vervolgens verwezen naar Hof Amsterdam. Voor Hof Amsterdam is slechts nog in geschil of het recht op de claim op de Staat der Nederlanden op nihil moet worden gewaardeerd en of X daardoor in 2020 een negatief rendement van € 180.000 heeft behaald.
Hof Amsterdam oordeelt dat het recht op de claim op de Staat der Nederlanden niet op nihil mag worden gewaardeerd. X maakt niet aannemelijk dat hij op het recht op de claim een negatief werkelijk rendement van € 180.000 heeft behaald. X toont niet aan dat de waarde in het economische verkeer van de claim na de aankoop is gedaald. Hij heeft alleen maar aangevoerd dat de hoogte van de werkelijke waarde voor hem een gok was, het had niets waard kunnen zijn, maar ook veel meer. Dat een nihil-waardering was toegestaan op de peildatum 1 januari 2014 is ook niet van belang. In 2020 was de situatie namelijk anders dan in 2014. Het hof vermindert de aanslag nog wel omdat de inspecteur een te hoog rendement in aanmerking had genomen.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 14
Wet inkomstenbelasting 2001 5.2