X is eigenaar van een recreatieterrein, waarop hij een camping exploiteert. De heffingsambtenaar stelt de WOZ-waarde voor belastingjaar 2019 vast op € 2.781.000 en voor 2020 op € 2.785.000. In geschil is de vraag op welke wijze en voor welk bedrag, binnen de waarderingsmethodiek OCF, een waarde moet worden toegekend aan de 141 plaatsen met daarop de stacaravans van de vaste campinggasten.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de heffingsambtenaar ten onrechte als uitgangspunt heeft genomen dat de stacaravans op weekbasis voor een korte duur aan derden (steeds wisselende gasten) worden verhuurd. Het gaat immers om stacaravans op plaatsen die langdurig voor telkens een jaar of een kampeerseizoen aan dezelfde personen ter beschikking worden gesteld. De objectivering van de OCF-methode gaat niet zover dat het helemaal niet meer relevant is hoe de plaatsen op de camping in werkelijkheid worden geëxploiteerd. Het gaat er om wat een modale ondernemer met de camping van eiser zou verdienen. Binnen het kader van de OCF-methode moeten de 141 stacaravans worden gewaardeerd aan de hand van een geobjectiveerde opbrengst voor het gebruik, die aansluit bij de feitelijke omstandigheden. Deze feitelijke omstandigheden zijn dat de plaats én de stacaravan de vaste campinggast gedurende een jaar of een seizoen ter beschikking staat. Dat betekent dat dus een geobjectiveerd tarief voor de verhuur van een plaats én een stacaravan voor een heel jaar of seizoen moet worden gevonden. Die gegevens kan X niet geven. Daarom komt de rechtbank tot de conclusie dat zij niet kan bepalen waartoe de OCF-methode in dit geval zou leiden. De rechtbank stelt de waarde in goede justitie voor beide jaren vast op € 2.100.000.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 14 juli