X is eigenaar van een woning. De heffingsambtenaar stelt de WOZ-waarde voor belastingjaar 2016 vast op € 410.000. In beroep verwijst de rechtbank de zaak terug naar de heffingsambtenaar, omdat niet kon worden vastgesteld of belanghebbende voldoende informatie had gehad om de waarde te kunnen beoordelen. Na de tweede uitspraak op bezwaar oordeelt de rechtbank dat de heffingsambtenaar heeft voldaan aan de uit art. 40 Wet WOZ voortvloeiende plicht tot gegevensverstrekking. X komt in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden verwerpt het standpunt van X dat aanslagen op basis van WOZ-waarden die gebaseerd zijn op het waardebegrip “meest biedende gegadigde” in strijd zijn met art. 1 Eerste Protocol EVRM. Niet kan worden gezegd dat de heffingsambtenaar buiten de ruime beoordelingsmarge is getreden en de maatstaf is niet evident van redelijke grond ontbloot (vgl Hof Arnhem-Leeuwarden, 4 juli 2017, nr. 16/00870, ECLI:NL:GHARL:2017:5536). De heffingsambtenaar had in beroep ook de KOUDV-factoren moeten overleggen die in het model worden gebruikt. Niet aannemelijk is dat de heffingsambtenaar daar niet over had kunnen beschikken. Het hof vermindert de waarde in goede justitie naar € 405.000. X heeft geen recht op een dwangsom, omdat geen sprake is van een geldige ingebrekestelling. X krijgt wel een vergoeding voor geleden immateriële schade van € 2.000. De overschrijding is geheel toe te rekenen aan de bezwaarfase.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 40
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 12 oktober