Erflaatster legateert in 2017 haar 50%-aandeel in een chalet in Zwitserland aan vier kleinkinderen, waaronder X. In geschil is of de kleinkinderen het chalet in de aangifte erfbelasting opnemen voor de “Zwitserse WOZ waarde” van € 141.262. Hun vader is in 2016 failliet gegaan. Hij is uitgesloten als erfgenaam van de nalatenschap, maar (zijn curator) beroept zich op zijn legitieme portie. Hierover loopt nog een civiele procedure. De andere helft van het chalet was al in 2014 door de grootvader gelegateerd aan de kleinkinderen, maar daarover loopt ook een civiele procedure. In geschil is de door de inspecteur gecorrigeerde waarde van het chalet van € 430.609. De inspecteur baseert zich op het gemiddelde van twee taxaties, namelijk die van de kleinkinderen en hun oom, die enig erfgenaam van zijn moeder is. Volgens X moet voorbij worden gegaan aan de taxatierapporten.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de “Zwitserse WOZ- waarde” niet bruikbaar is, omdat niet aannemelijk is dat dit de waarde in het economische verkeer betreft. De inspecteur heeft niet onzorgvuldig gehandeld door geen contact op te nemen met de Zwitserse autoriteiten over de wijze waarop de “Zwitserse WOZ-waarde” zich verhoudt tot de waarde in het economisch verkeer. X had de (veel) lagere waarde aannemelijk moeten maken. Er moet worden uitgegaan van 50% van de waarde van het chalet van € 328.577, zoals volgt uit het taxatierapport van de kleinkinderen en rekening houdend met de inkortingsregeling door het inroepen van de legitieme portie. Het beroep van X is gegrond.
Wetsartikelen:
Burgerlijk Wetboek Boek 4 4:87
Instantie: Rechtbank Den Haag
Rubriek: Schenk- en erfbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 29 september
Informatiesoort: VN Vandaag