Mevrouw B, erflaatster, overlijdt in april 2010. De vader van B was overleden in 2006. Hierdoor had B een overbedelingsvordering op haar moeder, mevrouw X (belanghebbende). X en haar twee zussen zijn de erfgenamen van B. In geschil is primair de waardering van de overbedelingsvordering. De inspecteur waardeert deze op € 113.464. Volgens X is de waarde nihil. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat door de verkrijging van X van 1/3 van de vordering die B op haar had, de schuld van X ook met 1/3 vermindert zodat de totale waarde van haar vermogen stijgt. Het maakt niet uit dat X hier feitelijk niets van merkt. De vordering was namelijk pas opeisbaar bij haar overlijden. Met betrekking tot de bedrijfsopvolgingsfaciliteit beroept X zich vergeefs op het gelijkheidsbeginsel. De faciliteit beoogt de bescherming van de werkgelegenheid en economische diversiteit. Bij verkrijging van niet-ondernemingsvermogen zoals in casu is dit risico niet aan de orde. Van schending van het gelijkheidsbeginsel is dus geen sprake. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten 26
Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 14
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Schenk- en erfbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 21 oktober