Volgens Rechtbank Noord-Nederland regelt de forfaitaire waarde van art. 3.8 Uitv.reg. LB slechts dat de in aanmerking te nemen waarde lager wordt vastgesteld dan de waarde in het economische verkeer.
X bv exploiteert een accountants- en belastingadvieskantoor. In de bedrijfskantine van X bv kunnen de medewerkers tegen betaling broodjes, soep en fruit verkrijgen en daar nuttigen. Zekerheidshalve gaat X bv er in het kader van de werkkostenregeling vanuit dat er sprake is van het verstrekken van maaltijden. Hierdoor is er bij X bv over het jaar 2015 sprake van overschrijding van de vrije ruimte. Voor die overschrijding geeft X bv € 4734 aan eindheffing aan en dit bedrag draagt zij af middels de aangifte loonheffingen over de maand december 2015. In geschil is of deze afdracht terecht is.
Rechtbank Noord-Nederland acht in de verzorging van de lunch in de bedrijfskantine en de daarbij verleende service een voordeel aanwezig, dat wordt genoten in het kader van de dienstbetrekking. Er is sprake van loon. Voor de waardering van de verstrekte maaltijden is in dit geval de waarde in het economisch verkeer bepalend. Volgens de rechtbank is het waarderingsforfait van € 3,20 van art. 3.8 Uitv.reg LB niet van toepassing, omdat de waarde in het economisch verkeer in verreweg de meeste gevallen lager is geweest dan dat forfaitaire bedrag. Omdat de eigen bijdrage van de werknemers op de in aanmerking te nemen waarde in mindering komt, is er per saldo geen loonvoordeel te belasten. De afdracht op aangifte loonheffingen heeft ten onrechte plaatsgevonden Het beroep is gegrond.
Lees ook het thema Eindheffingen: Loonbelasting heffen van de werkgever
Wetsartikelen:
Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 3.8
Wet op de loonbelasting 1964 13
Wet op de loonbelasting 1964 31
Wet op de loonbelasting 1964 10
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Loonbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 27 maart